Historiek

De historiek van een dorpsbrouwerij

Brouwerij “De Lelie” werd in 1907 opgericht door Florimond De Jongh (1871-1945), in Vosselaar beter bekend als “Monneke van den brouwer”.


Ze bevond zich in het centrum van Vosselaar op de Cingel naast de kerk, langs de kant van de konijnenberg.

De naam “De Lelie” komt waarschijnlijk van het beeld op het marktplein dat vroeger een lelie in de hand had. 

De Eerste Wereldoorlog was voor de brouw-nijverheid in België fataal. De bezetter controleerde zowel gerstbevoorrading als productie en in de loop van de oorlog werden, omwille van het koper, brouwuitrustingen aangeslagen. 
 
Jan Dresselaers vernam dit omstreeks 1920. Hij was geboren in Booischot in 1881 en had de brouwersstiel geleerd bij zijn nonkel Isidoor die brouwer was in het kasteel van Westmeerbeek. Jan was in 1903 met zijn ouders naar Vlimmeren verhuisd en huwde er in 1910 met Maria Wouters, dochter van de latere burgemeester van dit dorp.

In 1922 nam Jan Dresselaers brouwerij “De Lelie” over. Dit gebeurde met de financiële steun van zijn schoonvader. Vandaar dat we op de oudere etiketten onder de naam “De Lelie” ook de initialen “D&W” of “Dresselaers en Wouters” kunnen lezen. 
 
Na de overname werd er snel werk gemaakt van een modernisering en uitbreiding. Het was de tijd dat het brouwprocédé, gezien de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen, snel evolueerde. Altijd werd er gestreefd naar bier van hoge kwaliteit en werd er gebrouwd met de beste basisproducten. Ook op het gebied van hygiëne werden strenge eisen gesteld. Bij de diensten van accijnzen was “De Lelie” gekend als de best onderhouden en properste brouwerij van de regio, 
 
Naam en faam van de onderneming groeiden en op het einde van jaren ’20 telde de brouwerij een vijftiental personeelsleden. Er werden meerdere bieren op de markt gebracht, allemaal van hoge gisting. Het meest bekende bier was “Pater” maar op de etiketten lezen we ook andere namen als: “Bruin”, “Dubbel Gersten”, “Ouwe Bruin”, “Dubbel Lelie”, “Special”, “Extra Blond” en “Paus” (met dank aan de heemkundige kring)

De brouwerij bouwde een goede reputatie op en had vele klanten. Niet alleen de individuele thuis-gebruikers en vele cafés uit de omtrek maar ook grote organisaties: het OCMW-ziekenhuis en de Sint-Jozefkliniek in Turnhout, het Raadsherenpark en niet in het minst de kazerne Majoor Blairon. Ook verderaf werd er geleverd: in Berlaar, Westerlo, Antwerpen, Stekene-Waas, … 
 
In de jaren dertig van vorige eeuw werd nog volop aan vernieuwing en verbetering gewerkt en werden nieuwe technieken toegepast om de bewaartijd van het bier te verlengen. “In de winter brouwt alleman, in de zomer brouwt alleen wie kan” placht Jan Dresselaers te zeggen. 

Vanaf 1935 kwam er een belangrijke uitbreiding met het fabriceren en bottelen van waters en limonades. Stilaan liet Jan het brouwen over aan zijn zoon René. Het was de bedoeling dat hij de zaak zou overnemen. In 1939 werd nog overwogen uit te breiden en een eigen ijskoeling te installeren.

Maar Wereldoorlog II strooide roet in de brouwersketel. Zoon René werd in 1937 opgeroepen voor zijn militaire dienst. Nadien werd hij gemobiliseerd en was hij krijgsgevangen. 
 
De nodige grondstoffen waren niet meer voorradig en de kwaliteit van het bier ging onherroepelijk achteruit. Ook na de oorlog bleef het nog lang moeilijk om zuivere basisproducten te bemachtigen. Daarenboven was de wereld veranderd. De tijd van het ambachtelijk brouwen was voorbij. 
René combineerde nog enkele jaren het brouwen met een nieuw opgerichte kledingzaak in de Gasthuisstraat in Turnhout maar uiteindelijk werd in 1952 de productie stopgezet. 
 
Nog vele jaren deden de gebouwen dienst als opslagplaats voor een drankenhandel, maar uiteindelijk liet notaris Coppens in 1981 het geheel vervallen complex slopen om er zijn woning en kantoren op te trekken.